Klassiek model
Ik ga er vanuit dat een werknemer die zich ziek meldt, niet kan werken. Dit tot het tegendeel bewezen is. Het klassieke verzuimbegeleidingsmodel, met de primaire adviesrol voor de bedrijfsarts, is hier ook op ingericht: het onderbouwen dat iemand inderdaad vanwege ziekte niet kan werken of anders een werkhervattingsadvies geven. Hij geeft immers de grenzen aan van wat een werknemer wel of (nog) niet kan. Een probleem ontstaat wanneer een werknemer wel kan, maar (om de een of andere reden) niet wil werken. Het klassieke model werkt dan niet goed.
Onwelwillende zieke werknemer
Een onwelwillende medewerker kan in het huidige systeem vrij makkelijk een aantal maanden “ziek” thuis zitten, voordat je ‘keihard bewijs’ hebt dat iemand de boel zit te belazeren. Het klassieke verzuimbegeleidingsmodel loslaten op een onwelwillende medewerker is niet handig. Niet alleen kost het de bedrijfsarts vaak veel tijd om op het punt te komen waarop hij kan zeggen “de werknemer is 100% arbeidsgeschikt”. Ook is het echte probleem na afloop van deze periode nog steeds niet opgelost: de onwelwillende werknemer is nog steeds een onwelwillende werknemer.
Snel een inschatting maken
Wat wel doen? In de eerste plaats zul je bij een ziekmelding een inschatting moeten maken met wat voor werknemer/ziektegeval je te maken hebt. Vervolgens zul je bij een werknemer die wel kan maar niet wil werken, zo snel mogelijk achter de reden van de onwelwillendheid moeten komen. En daar waar mogelijk uiteraard deze reden proberen weg te nemen. Wanneer je dit niet doet en deze werknemer benadert als een “gewone” zieke werknemer, zal het verzuimtraject je veel tijd en geld gaan kosten en je geen stap dichter bij de oplossing van het echte probleem brengen.
Mark Idzinga, Mei 2012
Leave a Reply